Martijn Schraven (1978) is freelance journalist, tekstschrijver, lezer en liefhebber van muziek die al lang niet meer gemaakt wordt. Maar eerst en vooral papa. Thuispapa, om precies te zijn. Dat léék ooit een heel logische keuze. Met regelmaat geeft hij middels zijn columns een inkijkje in zijn dagelijkse beslommeringen.
Ons emo-meisje
Volgens mij heb ik al eens verteld over Julia’s punk-kapseltje wat ze had toen ongeveer één jaar oud was. Twee weerborsteltjes stuwden d’r haartjes in het midden omhoog tot een kuikenkammetje. Hierna volgde nog een variëteit aan spontane kapsels. Hoe het kan weet ik niet, maar heur haar valt in de meest wonderbaarlijke modellen. Wanneer het zonder staartje los hangt, levert het soms een coupe op waarmee ze zo in een baby-Curt Corbain-look-a-like wedstrijd mee zou kunnen doen. Andere keren valt het na een middagdutje zelfs zonder föhn in een model waar menig jaren tachtig icoon jaloers op zou zijn. Het is echt een wonderlijk kapseltje. Julia is m’n kleinste meisje en dus m’n grootste dotje. Veel praten doet ze nog niet. Leon noemt ze steevast ‘Wowon’ en ze gebruikt doorgaans woordjes van één lettergreep. Desalniettemin heeft ze voldoende noten op haar zang. Ongeveer een jaar geleden ging ze door een fase waarin dit niet zozeer noten waren als wel kreten. Hard, hoog, aanhoudend en vooral: midden in de nacht. We maakten in die weken, maanden, geen vrienden met de buurjongen wiens kamer aan die van de tweeling grenst.
Volgens het consultatiebureau is er maar een echt afdoende manier van optreden tegen de nachtelijke terreur: niks doen. Dat weet zo’n mevrouw van het bureau dan misschien wel mooi te vertellen. En wie ben ik om aan haar expertise te twijfelen? Toch is het in de praktijk lastig vol te houden. Tegen ‘de regels’ van de theorieboekjes in, heeft ze de nodige nachten tussen ons in geslapen. Meer dan alle drie de anderen bij elkaar. En verdomd, ook zo ging het gewoon over. In de meeste gevallen blijken het allemaal slechts fases te zijn. Net zoals haar kapseltjes. Momenteel gaat ze door een emo-fase. Niet qua kapsel. Ze mag van ons d’r haar nog niet zwart verven en we gaan ook niet akkoord met het dragen van te dik aangezette eyeliner. Nee, ons dotje is de laatste weken hypergevoelig voor kritiek. Wanneer ik met ook maar de minste stemverheffing nee-nee, zeg, bijvoorbeeld wanneer ze op het punt staat om met rode stift op onze witte muur te gaan tekenen, dan komt de lip. Het zinnetje ‘Julia, dat was NIET lief’, nadat ze zojuist haar broer van een stoel geduwd heeft, begint ze harder te brullen dan haar broer die beduusd opkrabbelt met een buil op z’n hoofd. Zelfs een op fluistertoon uitgesproken ‘potverdorie’ nadat ze de boterham met jam op de grond heeft gemikt, leidt tot dikke tranen. In alle voornoemde gevallen, móet er even een kus en een geruststellend ‘Papa houdt van jou’ en een knuffel komen. En dat een keer of vierentachtig per dag. Eigenlijk zou je elke jonge ouder een kindje als dit als eerste kindje gunnen. Het leert je enorm om stemverheffing achterwege te laten. Zelfs met een boze blik ga ik extreem spaarzaam om.
Haar broer heeft daar geen last van. Wanneer hij op het punt staat om een handvol kleurtjes op de grond te gooien, spreek ik wel degelijk met stemverheffing. Én gebruik ik potverdorie. En zet ik een boze-papablik op die Jack Nicholson een Oscarnominatie op zou leveren. Leon kijkt me aan, hoort me aan. Geeft me een ijskoude blik die Helena Bonham Carter de Golden Globe op zou leveren, en gooit de stiften zonder met zijn ogen te knipperen op de grond.
Tekst: Martijn Schraven
Illustratie: Jules Calis / Pix4Profs